dinsdag 24 april 2012
Basisplan 2D les
Basisplan 2D les
Gegevens student;
Sectie Beeldend Onderwijs Aantal
leerlingen; 24
Groep; 6
Opdracht
De leerlingen maken een
fantasie dier waarvan e denken dat het in de jungle zou kunnen leven. Waarbij ze
de oppervlakte van het dier invullen met vakjes, waarin zij verschillende
patroontjes maken. Ze gebruiken hiervoor wit klas blad waarop ze de patroontjes
kunnen uitproberen. En een wit tekenblad waarop ze het fantasiedier gaat
tekenen. Voor het tekenen gebruiken ze Indische inkt.
Betekenis
Het onderwerp is grote dieren
in de jungle. Dat kunnen ook roofdieren zijn die in de jungle leven. De leerlingen
bedenken zelf een dier waarvan ze denken dat het in de jungle kan leven. We kijken
naar het schilderij wat voor kenmerken deze dieren hebben die ze kunnen
gebruiken.
Activiteiten
We beginnen met kijken naar
het schilderij van de olifant. We stellen vragen aan de kinderen. Wat loop je
ervan? Doet het je ergens aan denken? Zo stellen we ook nog analyse,
speculatieve en oordeelvragen. We kijken ook naar de kenmerken van de olifant. Hierna
leggen we de opdracht uit die de kinderen gaan uitvoeren. Vervolgens gaan de
kinderen hier zelf mee aan de slag. De juf loopt rondjes in de klas en helpt
kinderen die vragen hebben.
Vorm
Compositie, hoe is de indeling
van het oppervlak? De kinderen vullen het oppervlak van hun fantasiedier met
allemaal vlakjes met verschillende patronen. Ze moeten in ieder geval 4
verschillende patronen verwerken in het dier.
Materiaal
De kinderen gebruiken Indische
inkt en de hiervoor geschikte pennen. Ze kunnen hiermee de lijnen tekenen die
nodig zijn. Ze moeten zelf opletten dat ze de inkt niet uitvegen.
Beschouwing
De les begint met een
beeldvormer; een afbeelding die de kinderen moeten bekijken. Er worden vragen
gesteld over de kleren, compositie en de patronen. Dan gaan we verder kijken
over het onderwerp jungle en grote dieren in de jungle. Even een woordweb maken
met de kinderen en dan kunnen ze hun fantasie loslaten. Ook bekijken we hoe we
met de Indische inkt omgaan, hoe gebruik je het, hoe verbeter je het als er
iets fout is gegaan? Een eis in de opdracht is dat er vlakjes met patronen in
het dier worden getekend.
Werkwijze
Kinderen leren dat al Indische
inkt op papier staat, je er niks meer aan kan doen als het fout is gegaan. Ze moeten
dus zorgvuldig te werk gaan en goed nadenken hoe ze het gaan doen. Ze hebben
daarvoor al wel met potlood de lijnen getekend. Er wordt gedemonstreerd hoe je
dikke en dunne lijnen kunt maken.
Onderzoek
De kinderen onderzoeken welke
verschillende patronen er zijn en hoe je die kan indelen in de vlakken zodat ze
wel goed zichtbaar zijn.
Lesfasen
Organisatie:
Wat moet er van tevoren worden klaargezet?
Wat moet er van tevoren worden klaargezet?
Welke
organisatievorm hanteer je m.b.t. de groepering van de kdn?
Wanneer
laat je welk beschouwingmateriaal zien?
Hoe
komen de kids aan hun materiaal en gereedschap?
Van
te voren worden de materialen op de instructie tafel neergezet.
Dat
zijn: papier, Indische inkt, penselen, potjes
Als
de instructie klaar is, worden de kladpapieren uit gedeeld en kunnen de
kinderen aan de slag. Ondertussen deel ik de rest uit.
Ieder
een penseel en per groepje samen doen met de inkt.
Oriëntatie:
Hoe
wordt de les ingeleid?
Wat
zijn je vragen en antwoorden bij het beschouwingmateriaal?
Hoe
luiden de instructies waarmee je ze aan het werk zet en wat laat je daarbij
zien?
We beginnen met kijken naar het schilderij van de
olifant. We stellen vragen aan
de kinderen. Wat vindt je ervan? Doet het je ergens aan
denken? Zo stellen we
nog analyse, speculatieve en
oordeelvragen. We kijken ook naar de kenmerken van
de olifant.
De lln maken een fantasie dier
waarvan ze denken dat het in de jungle zou kunnen leven. Waarbij ze de
oppervlakte van het dier invullen met vakjes, waarin zij verschillende
patroontjes maken.
Uitvoering:
Welke
reflectievragen stel je de kinderen tijdens de begeleiding?
Waarmee
verwacht je dat ze hulp nodig hebben?
Welke
minimumeisen hanteer je (zie doelen) tijdens de begeleiding?
Als de kinderen naar mij
toekomen met vragen, dan stel ik ze sturende vragen zodat ze er over na kunnen
denken en zelf tot een oplossing komen zoals: hoe de kinderen de vlakken kunnen
verdelen en op welke grote.
Ik verwacht dat ze hulp nodig
hebben bij de vlakverdeling. Sommige lln maken veel vlakken en sommige weinig.
Ze kunnen ook in hun groepje
vragen stellen
Nabeschouwing:
Hoe
organiseer je de overgang werk nabeschouwing?
Waar
laat je (welk) werk en kinderen?
Welke
vragen stel je of welke kijkopdrachtjes
geef je om met de kinderen te zien of de doelen zijn bereikt?
Ik vertel ze dat ze 5minuten
hebben om op te ruimen.
Ik zet de timer aan op het
bord.
De kinderen gaan met hun
werkje klaar zitten en dan gaan we de werkjes van elkaar bekijken. Heb je min 4
verschillende patronen?
Wat is de reden dat jou werkje
er zo uit ziet.
Accenten of
opmerkingen:
Op
welke manier besteed je aandacht aan de leeftijd en de verschillen tussen
kinderen?
Wat
verwacht je op het gebied van samenwerking en zelfstandigheid?
Samenwerking: Samen fantasie
delen over het onderwerp en tips geven aan het over het werk.
Zelfstandig: Ieder hun eigen
creativiteit, Ze maken het werkje voor henzelf en beoordelen zelf wanneer deze
af is.
Het is fantasie dus de
leeftijdsverschillen is geen probleem, ieder kind heeft een andere gedachten.
Als een kind er niet uit komt
kunnen ze geholpen worden door groepsleden.
maandag 23 april 2012
3D les
Gegevens
student
Malissa van der Linden, Milou Reurekas en Melissa
Dorresteijn
Eind groep 6
Aantal leerlingen; 24
Opdracht;
De beeldende probleemstelling; de leerlingen hebben aan
het einde van de les een fantasiedier gemaakt, met veel kleur. Ze moeten
minimaal 5 kleuren gebruiken. Ook moet er minimaal 1 3D aspect in zitten.
Betekenis;
Het thema is grote dieren in de jungle. Hier gaat de les
ook gedeeltelijk over. We beginnen met het bespreken/bekijken het plaatje van
de gekleurde olifant. Dit was een beeld, dus een 3D. De olifant is met veel
kleur gemaakt. Het is dus geen echte olifant meer, zo associëren we het met
fantasie dieren.
Activiteiten
Het is de bedoeling dat de leerlingen een fantasiedier
maken met veel kleur. De leerlingen gaan eerst hun fantasiedier ontwerpen, dit
doen ze op papier. Als ze klaar zijn met ontwerpen, mogen ze het op karton na
gaan tekenen en uitknippen, dit doen ze twee keer. De leerlingen doen tussen de kartonnen een wc
rolletje (van 4 cm) en zo ontstaat er afstand tussen de twee uitgeknipte
kartonnen. Dan blijft er nog een afstand tussen de twee kartonnen, deze gaan ze
dichtmaken door middel van papier maché. Als dit opgedroogd is, gaan ze leerlingen met
verf aan de slag. Ze maken de lijnen van het dier met zwart. De invulling mogen
zetels bedenken qua kleur. Zolang er maak minimaal 5 kleuren inzitten. Ook moet
er nog een 3D voorwerp inzetten. Dit is bijvoorbeeld een oog, een oor of iets
anders. Dit kunnen ze ook met papier maché doen. Zo ontstaat er 3D. De verf vakken/kleuren
moeten aan allebei de kanten zo veel mogelijk op elkaar lijken. Je kan dus het
beste voordat je gaat verven al de vakken maken op het karton. Als de ver is
opgedroogd is het fantasiedier als het goed is klaar!
Vorm
De kinderen leren dat ze moeten kunnen werken met
verschillende materialen en dat ze ook aan eisen moeten voldoen. Het mag geen
bestaand figuur zijn en er moet minimaal 5 kleuren inzitten een 1 3D aspect.
Het is geen bestaand figuur zoals het beeld, maar het moet een fantasiedier
voor in de jungle zijn.
We besteden aandacht aan de beeldaspecten kleur en
ruimte. Het is namelijk zo dat de leerlingen minimaal 5 kleuren in hun
fantasiedier moeten verwerken. Ook is het zo dat de leerlingen minimaal 1 3D
aspect in hun fantasiedier hebben. Dit kan je ook aardig terug zien in het
beeld.
Materiaal
We hebben kladpapier, karton, potloden, linialen,
scharen, wc-rolletjes, kranten, behanglijm (voor papier maché), kwasten,
verf, kranten voor op de tafels nodig voor de opdracht.
Beschouwing
Wat is het belangrijkste als je kijkt naar het beeld?
Welke vormen zie je in het beeld? Wat valt er het meeste op? Waarvan kan het
gemaakt zijn? Hoe zie je dat?
Er wordt uitgelegd wat we gaan doen, dit doen we stapje
voor stapje. Ook vertellen we tussendoor de eisen die het fantasiedier moet
hebben. Als we alles uitgelegd hebben, herhalen we nog even de eisen die we
gesteld hebben. Als er nog vragen zijn, kunnen de kinderen aan de slag gaan. We
redden het waarschijnlijk niet om het in 1x af te hebben. Aangezien de papier
maché ook
moet drogen. Als het niet lukt, dan gaan we de volgende les ermee verder.
Werkwijze
De kinderen gaan na de uitleg aan de slag. Als er vragen
zijn, kunnen ze die na de uitleg nog stellen. De kinderen zijn zelfstandig
bezig en als er vragen zijn, maar ik kan ze niet beantwoorden gaan ze gewoon
even met iets verder wat ze wel weten. De kinderen zijn aan het ontwerpen,
controleren of het goed is, aan het knippen en plakken, met papier maché bezig om de
kartonnetjes te verbinden, het logisch verdelen van de vakken, en verven.
Ik demonstreer hoe je werkt met papier maché. Dit doe ik
niet door een echt fantasiedier te tekenen en uit te knippen, maar door het
gewoon met een vierkant te doen. Anders vinden de kinderen het misschien wel
een mooi figuur wat ik gemaakt heb en dan gaan ze dat namaken, dat is niet de
bedoeling. Ik heb van te voren 2 kartonnages geknipt die ik ga gebruiken met de
uitleg. Ik gebruik ze ook met de rest van de uitleg, maar ga er niet op verven
of tekenen en zo. Het is alleen om het duidelijk te maken.
De kinderen leren dat ze moeten kunnen werken met
verschillende materialen, vormen etc.
Onderzoek
De kinderen onderzoeken welke kenmerken een jungle dier
heeft, en bedenken hierbij welke kenmerken hun fantasiedier moet hebben, om ook
in de jungle te kunnen leven. Bijvoorbeeld grote tanden, grote poten, groot
lichaam etc. De kleur staat hier helemaal buiten. Want er is waarschijnlijk
geen groot jungle dier die meer dan 5 felle kleuren heeft.
Lesfasen
Organisatie;
Alle materialen moeten van te voren worden klaargezet.
Het is ook het makkelijkst om alles ook al in groepjes te verdelen. De
leerlingen mogen wel zelf de spullen pakken. Verven kunnen we waarschijnlijk
pas de volgende les doen, dus de verf hoeft nog niet verdeeld te worden. De
leerlingen blijven gewoon in hun eigen groepje zitten, dat is het makkelijkst.
Ik zorg ervoor dat alles klaar staat. De leerlingen kunnen eventueel ook nog
wat karton o.i.d. meenemen.
Oriëntatie
De les wordt ingeleid door de afbeelding die we erbij
bespreken. Vanuit daar gaan we richting het onderwerp fantasiedieren, en dan
leg ik de opdracht uit. Er wordt ook nog een vragenrondje, van hoe ziet jou
fantasiedier eruit? En welke dingen moeten er sowieso inzitten? Ik vertel wat
we gaan doen, zoals het hierboven beschreven staat. Ik zorg ervoor dat de
dingen die ik nodig heb, klaar staat. Dat zijn 2 stukjes karton, kranten om te
laten zien hoe het met papier maché werkt.
We bespreken alle soorten vragen van het
plaatje. Eventueel maken we ze iets makkelijker. De vragen zijn:
1) Startvraag: Wat
zie je op de foto? En waar doet het je aan denken?
2) Onderzoeksvragen: Welke
kleur overheerst?
3) Analyse vragen; Is het
belangrijk om te weten hoe groot dit beeld is? En waarom? Kan iemand ook een
hekel hebben aan dit beeld? Zo ja, waarom?
4) Speculatieve vragen; Hoe
zou je dit beeld nog vrolijker kunnen maken?
5) Vragen die
leiden tot een oordeel: Het is een grote
gekleurde olifant. Word je daar vrolijk en blij van? Wat vind je van het beeld?
Uitvoering
Wat moest je ook alweer na … doen? Kan
je niet beter dat eerst doen?
Ik verwacht dat ze hulp nodig hebben bij
het papier maché, maar tegen de tijd dat ze zover zijn, zal ik het nog een keer voordoen
alleen dan met een echt fantasiedier. Dat ze in principe de eerste 5 a 10
minuten geen vragen stellen van wat moet ik doen, omdat ze als het goed is goed
opgelet hebben tijdens de uitleg. Ook moeten de leerlingen minimaal 5 kleuren
in hun dier verwerken en moeten allebei de kanten zo goed als hetzelfde zijn.
Als laatste moeten ze ook nog een 3D aspect in het fantasiedier toevoegen.
Nabeschouwing
Jongens en meiden we gaan nu opruimen,
ik zet de timer op 5 minuten. Dat was de tweede les waarbij de leerlingen
moesten gaan verven. Alle werkjes zijn dus als het goed is af. De leerlingen
ruimen alles op en ze laten alleen hun fantasiedier op tafel staan.
Er zijn natuurlijk aan het begin een aantal eisen gesteld aan het dier. Deze eisen liggen vast in de beoordelingscriteria. We bespreken samen eerst 1 van de werkjes van de kinderen, of degene die ik heb meegenomen, zodat de kinderen weten wat ze moeten doen. De leerlingen gaan daarna zelf bij een ander werkje zitten, en gaan de beoordeling maken. Hierbij letten ze op de eisen die in het werkje moesten zitten. We hebben het eerst samen gedaan, daarna nog even kort besproken, dus de kinderen kunnen aan de hand van een blad met de eisen en het aantal punten bepalen wat voor cijfer het ongeveer moet worden. Zo bekijken de leerlingen zelf of de doelen bereikt zijn. We stellen ook nog regels bij het beoordelen van iemand anders zijn werk, kijk er serieus naar en geef geen onvoldoendes omdat jij hem niet mooi vindt, maar kijk naar wat er in zit en wat er in moet!
Er zijn natuurlijk aan het begin een aantal eisen gesteld aan het dier. Deze eisen liggen vast in de beoordelingscriteria. We bespreken samen eerst 1 van de werkjes van de kinderen, of degene die ik heb meegenomen, zodat de kinderen weten wat ze moeten doen. De leerlingen gaan daarna zelf bij een ander werkje zitten, en gaan de beoordeling maken. Hierbij letten ze op de eisen die in het werkje moesten zitten. We hebben het eerst samen gedaan, daarna nog even kort besproken, dus de kinderen kunnen aan de hand van een blad met de eisen en het aantal punten bepalen wat voor cijfer het ongeveer moet worden. Zo bekijken de leerlingen zelf of de doelen bereikt zijn. We stellen ook nog regels bij het beoordelen van iemand anders zijn werk, kijk er serieus naar en geef geen onvoldoendes omdat jij hem niet mooi vindt, maar kijk naar wat er in zit en wat er in moet!
Accenten of opmerkingen
De leerlingen hebben allemaal dezelfde
leeftijd, dus dat hoeft geen ‘problemen’ te veroorzaken. De verschillen zullen
wel te zien zijn in de fantasiedieren, aangezien iedereen zijn eigen fantasie
heeft. Ik verwacht van de kinderen dat ze zelfstandig goed aan de slag kunnen.
Als ze niet weten wat ze moeten doen kunnen ze het eerst aan een medeleerling
vragen binnen hun eigen groepje. Weten ze het dan nog niet, dan kunnen ze het
aan mij vragen.
Criteria Aantal punten
·
Er zitten minimaal 5
verschillende 1 2
kleuren in het werkje
zitten
·
Er zit minimaal 1 keer
een 3D aspect 1 2
In het werkje
·
Het werkje lijkt niet
op een ander 1 2
bestaand dier
·
Het werkje lijkt wel
op een dier (niet bestaand) 1 2
maar heeft er wel
kenmerken van
·
Het fantasiedier heeft
kenmerken van een 1 2 jungle dier zodat dit dier in de jungle kan overleven
Beeldende Vorming 6
Dit is een 3D beeld.
Het is uit de klassieke periode.
Beeldaspecten
Licht:
op deze foto zien we geen bepaalde licht- of schaduwval.
Ruimte:
op deze foto bekijken we het beeld van een schuin
zijaanzicht. We kunnen duidelijk zien dat dit beeld driedimensionaal is, we
zien hoogte, breedte en diepte. Het is op deze foto niet te zien wat het volume
wat het beeld is.
Lijn:
er is arcering te zien op de oren van het dier, ook zijn
de ogen, mond, neus, benen, staart en hals gedetailleerd door middel van
lijnen. Op de zijkant zien we lijnen die rimpeling van de huid suggereren.
Vorm:
de vorm geeft aan dat het dier, wat een hond lijkt te
zijn, een liggende houding aanneemt met een geheven hoofd.
Kleur:
het gehele beeld is brons/ goudkleurig.
Compositie:
de lijnen in het beeld zijn donker gemaakt, dit geeft
suggestie van schaduw.
Textuur:
het beeld lijkt gemaakt te zijn van metaalachtig
materiaal. We zien patina terug, er zijn vlekken te zien op het beeld waardoor
het er oud uitziet.
Vragen
Startvraag:
Wat valt je het allereerst op als je hiernaar kijkt?
Onderzoeksvraag:
Kun je de techniek beschrijven die is gebruikt?
(schilderen, beeldhouwen, knippen/plakken)?
Analysevraag:
Is het belangrijk te weten hoe groot dit beeld is?
Speculatieve
vraag: Hoe zou je dit beeld er vriendelijker uit kunnen laten
zien?
Oordeelvraag:
vind je dit beeld mooi? Zo ja, waarom?
woensdag 18 april 2012
Beeldende Vorming 5
Dit een een 3D beeld.
Het is uit de Moderne tijd.
Beeldaspecten
Licht; We kunnen op deze
foto’s niet zien wat voor een schaduw er is. En dus ook niks van licht.
Ruimte; Onderaanzicht/Vooraanzicht;
je kijkt van onder, maar toch ook weer van voor. Het is een 3D beeld. Op deze
foto zien we het beeld vanuit een kikvorsperspectief. Het is een ruimtelijk
beeld, omdat het drie dimensies heeft (lengte, breedte en diepte).
Lijn; De kunstenaar
heeft lijnen op het lichaam van het dier gebracht, door deze in lichaam te
kerven.
Vorm; de houding van het
beeld geeft aan dat hij zijn poot omhoog houdt en zijn tanden laten zien. Dit
is dynamisch. Het beeld heeft de vorm van een tijger.
Kleur; Er is wieinig kleur
gebruikt, het gehele beeld heeft dezelfde kleur en dit is een soort
grijs/blauwe kleur.
Compositie; Er zijn wel vlakken
van het beeld donkerder om aan te geven dat hier dus een schaduw ligt. Er
zitten lijnen in het lichaam van de tijger gekerfd, hier zit een ritme in.
Textuur; De waarneembare
sporen in het oppervlak zijn bijvoorbeeld de lijnen in het lichaam van de
tijger.
Vragen
Start vraag; Waar doet dit beeld
je aan denken?
Onderzoeksvraag; Drukt dit beeld
beweging uit? En wat voor beweging is dat?
Analyse vraag; Waarom denk je dat
deze kunstenaar deze tijger zo heeft afgebeeld?
Speculatieve vraag; Hoe zou je dit beeld vriendelijker kunnen
maken?
Oordelen; Vind je dit een eng
beeld en hoe komt dat?
Beeldende Vorming 4
Dit schilderij komt uit de moderne tijd.
Het is een schilderij, dus een 2D beeld.
Beeldaspecten
Licht; In dit schilderij
zien wij diffuus licht (het licht is verspreid, je kan niet goed zien waar het
vandaan komt).
Ruimte; Het is een
zijaanzicht. We zien de olifant vanaf de zijkant. Er is geen afsnijding. Het is
2D, er zit een lengte en een breedte in. Het is niet ruimtelijk. Volume; de
olifant neemt het grootste deel van het schilderij in beslag.
Lijn; Er is een dikke
lijn die het oor van de olifant onderscheid van de rest van het lichaam. Voor
de rest zijn er niet echt duidelijke lijnen
Vorm; het beeldvlak is
het doek, daar bevindt de olifant zich op. het heeft niet echt een lijn als
omtrek, maar je kan zien dat het een olifant is door het contour. Restvorm; we
zien tussen de poten door gewoon het witte doek, er zijn voor de rest geen
objecten te zien op het schilderij. Geen beweging suggererend; statisch. Het
uiterlijke gedaante heeft een vorm van een olifant.
Kleur; Geen aardkleuren.
We zien bij de rug en de neus dat er kleuren over elkaar heen zijn gegaan en in
elkaar zijn vervaagd, dit noemen we bloeden. Als je vanaf de poten naar boven
gaat, zie je dat de kleuren steeds helderder worden. Er is veel kleur gebruikt
in dit schilderij. Veel verfvlekken door elkaar. Dat maken dit samen tot een
kleurrijk geheel. Er zijn veel kleuren gebruikt. De kleuren op het lichaam van
de olifant zijn veel zuivere kleuren. Optische kleurmenging is er. Je ziet dat
bij de poten van de olifant (Stippen en beetje gele kleur bij groen van de
poten). De primaire kleuren rood, groen en blauw zitten in het schilderij. De
secundaire kleuren zitten er ook alledrie in. De tertiaire kleuren zitten er
ook in, dat is weer een menging met donker en licht. Er zijn een aantal paarse
tinten op de rug van de olifant.
Compositie; De olifant neemt
het grootste deel van het vlak in, hij past er precies in. Als de olifant
groter was geweest, had hij er niet in gepast. Het is het enige geschilderde
voorwerp. Er is niet echt een ordening van kleur op de olifant, want de kleuren
zijn allemaal een beetje door elkaar geschilderd.
Textuur; we zien de
verfspatten duidelijk (factuur). Je kan zien dat de schilder het er opgekwakt
heeft. Het is duidelijk te zien dat het geschilderd is op een doek
(stofuitdrukking)
Vragen
Startvraag; Wat valt je het
allereerst op als je hiernaar kijkt?
Onderzoeksvraag; Er zijn veel
kleuren op dit beeld, hoe zijn die erop gemaakt?
Analysevraag; Waarom denk je dat
de schilder zoveel kleuren heeft gebruikt?
Speculatieve vraag; Stel je zou alle
kleurspatten weglaten, wat zou je dan van dit schilderij vinden?
Oordeel vraag; Waarom zou je dit
schilderij wel of niet willen hebben?
Beeldende Vorming 3
Dit is een schilderij uit de post-moderne
tijd.
Het is een 2D beeld.
Beeldaspecten
Licht: Er is niet echt een plek waar licht vandaan komt. Want we hebben geen
schaduwen, en alle plekken op de grond en in de lucht zijn dezelfde kleur.
Ruimte: Vooraanzicht. Afsnijding, halve planten, halve bergen. Je ziet voeten
van iemand, de rest van zijn lichaam zie je niet. De horizon is te zien. De
scheiding tussen de grond en de lucht (bij de bergen). Overlapping; gedeelten
van de tekening worden niet getekend, doordat er wat anders overheen zit. De
tijger is heel groot vergeleken met de mensen en de bergen
(ruimte-uitbeelding). Dit is waarschijnlijk gedaan om te laten zien hoe groot
en machtig de tijger is.
Lijn: Lijnsoort; dik, dun, recht, gebogen en onderbroken. Lineair; alle
voorwerpen hebben lijnen, als je de kleur weghaalt, dan heb je een tekening
over.
Vorm; dynamisch; beweging suggererend. Het is erg plat.
Kleur; De lucht is helderder dan de grond. Kwantiteitcontrast; tijger en
lucht.
We hebben 1 primaire kleur, ook hebben we
secundaire en tertiaire kleuren.
Compositie; Gegroepeerd rond het centrum; centraal compositie.
Textuur; Patina; verwering van het oppervlak. Structuur
Vragen
Startvraag; Word je nieuwsgierig als je dit beeld ziet? Zo ja/nee, waarom?
Onderzoeksvraag;
Is er sprake van kleurcontrast? Welke? Wijs het aan.
Analysevraag; Waar zou je het schilderij ophangen? In de kinderkamer of in een
deftig huis of nog ergens anders? Verklaar je keuze
Speculatieve
vraag; Als je de grijze kleur in dit beeld zou
veranderen in een andere kleur, wat zou dan het resultaat zijn? Welke kleur zou
je gebruiken?
Wat kan je weglaten in dit schilderij? Zonder
dat het invloed heeft.
Oordelen; Vind je dit een eng schilderij? Zo ja/nee, waarom? Wat vind je van het
schilderij?
vrijdag 13 april 2012
Beeldende Vorming 2
Dit beeld komt uit de Post-Moderne tijd.
Het is een 3D beeld.
Beeldaspecten
Licht; Er is een klein schaduw lijntje te zien door de zon. De zon schijnt en dat is het lichtinval.
Vorm; De houding van de
olifant geeft aan dat hij zijn slurf omhoog gooit (dynamisch). Er zit een
motief op zijn lichaam à zijn buik. Het
beeld heeft een vorm van een olifant, die op zijn kont zit met zijn poten in de
lucht. Het zijn voornamelijk ronde vormen.
Lijn; Er zijn een aantal
lijnen, dat zijn de lijnen die de kraagjes aangeven. Het is een soort van
versiering op zijn lichaam.
Kleur: Er zijn primaire
kleuren (rood, blauw, geel). Ook zijn er secundaire kleuren (oranje en rood),
en als laatste hebben we ook nog tertiaire kleuren (roze). Het contrast maakt
het erg vrolijk.
Compositie:
Textuur: De opbouw is
logisch. Het is een romp met poten en een kop erbovenop.
Vragen
1) Startvraag: Wat zie je op de
foto? En waar doet het je aan denken?
2) Onderzoeksvragen: Welke kleur
overheerst?
3) Analyse vragen; Is het belangrijk
om te weten hoe groot dit beeld is? En waarom? Kan iemand ook een hekel hebben
aan dit beeld? Zo ja, waarom?
4) Speculatieve vragen; Hoe zou je dit
beeld nog vrolijker kunnen maken?
5) Vragen die leiden tot een
oordeel: Het is een grote gekleurde olifant. Word je daar vrolijk en blij van? Wat
vind je van het beeld?
Beeldende Vorming 1
Klassieke periode
Het is een schilderij dus het is 2D
Het is een schilderij dus het is 2D
Beeldaspecten:
Licht;
Het licht valt vanaf de zijkant op de dieren (zij licht). Lichtrichting is
tegenlicht.
De dieren liggen in
de schaduw van de bomen, want het is daar donkerder. De bomen werpen een
slagschaduw over de dieren. Het plaatje in het algemeen is al grauw.
Ruimte;
vooraanzicht, afsnijding (halve leeuw etc.). De horizon kan je zien door de
bomen. Het ligt op de achtergrond. Overlapping; deel van objecten worden niet
helemaal getekend, doordat en andere objecten voor zitten. Ruimte suggestie;
overlapping, ruimte creëren. Het lijkt alsof het gebouw in de verte staat omdat
het in verhouding kleiner is getekend. Standpunt is van voor. Stapeling hebben
we ook (dingen op elkaar). Volume; bomen nemen veel ruimte in en de leeuwen
zijn ook duidelijk en groot in beeld/voorgrond.
Lijn:
Denkbeeldige horizonlijn.
Vorm:
Beeldvlak. Dynamisch; door de houding van de leeuw zie je dat ze wilt bewegen.
Restvormen; je kan het licht door de bomen zien etc. (Vorm; keien)
Kleur:
Aardkleuren; donker bos, avond (lucht) etc. Wordt steeds lichter/verhelderend;
verhelderen. Kleurcodes; zwart/bruin is donker en grijs is grauw. Kleurcontrast;
licht/donker. Helderblauw/grijsblauw ß kwaliteitscontrast. Pastelkleuren op de
achtergrond. Tertiaire kleuren; groen, bruin etc. (donkerder gemaakt). Zwart;
dood, grauw, donker.
Compositie; Ordening van vormen, lijnen en kleuren. Licht en donker lijnen.
Duidelijk dieren op de voorgrond, voor de bomen en daarachter is de
‘achtergrond’. Dieren zijn gegroepeerd.
Textuur; geschilderde suggestie; de stofuitdrukking à het ziet eruit alsof het geschilderd is. Het
is een schilderij.
Vragen
1) Startvraag; Wat valt je het allereerst op als je naar het plaatje
kijkt? Wat voel je als je hier naar kijkt? Doet het je ergens aan denken?
2) Onderzoeksvraag; Wat gebeurt er in het schilderij? Is er sprake van
een kleurcontrast, zo ja wijs dat aan.
3) Analysevraag; Er is veel te zien, zijn alle dingen belangrijk? Hoe
weet je dat?
4) Speculatieve vraag; Als je de donkere kleuren in het schilderij lichter
zou maken, wat zou dan het resultaat zijn?
5) Vragen die leiden tot een oordeel; Zou je deze foto boven je bed willen hangen?
Waarom wel/niet?
Abonneren op:
Reacties (Atom)




