dinsdag 24 april 2012

Basisplan 2D les


Basisplan 2D les

Gegevens student;

Sectie Beeldend Onderwijs                                             Aantal leerlingen; 24

Groep; 6



Opdracht

De leerlingen maken een fantasie dier waarvan e denken dat het in de jungle zou kunnen leven. Waarbij ze de oppervlakte van het dier invullen met vakjes, waarin zij verschillende patroontjes maken. Ze gebruiken hiervoor wit klas blad waarop ze de patroontjes kunnen uitproberen. En een wit tekenblad waarop ze het fantasiedier gaat tekenen. Voor het tekenen gebruiken ze Indische inkt.


Betekenis

Het onderwerp is grote dieren in de jungle. Dat kunnen ook roofdieren zijn die in de jungle leven. De leerlingen bedenken zelf een dier waarvan ze denken dat het in de jungle kan leven. We kijken naar het schilderij wat voor kenmerken deze dieren hebben die ze kunnen gebruiken.


Activiteiten

We beginnen met kijken naar het schilderij van de olifant. We stellen vragen aan de kinderen. Wat loop je ervan? Doet het je ergens aan denken? Zo stellen we ook nog analyse, speculatieve en oordeelvragen. We kijken ook naar de kenmerken van de olifant. Hierna leggen we de opdracht uit die de kinderen gaan uitvoeren. Vervolgens gaan de kinderen hier zelf mee aan de slag. De juf loopt rondjes in de klas en helpt kinderen die vragen hebben.


Vorm

Compositie, hoe is de indeling van het oppervlak? De kinderen vullen het oppervlak van hun fantasiedier met allemaal vlakjes met verschillende patronen. Ze moeten in ieder geval 4 verschillende patronen verwerken in het dier.


Materiaal

De kinderen gebruiken Indische inkt en de hiervoor geschikte pennen. Ze kunnen hiermee de lijnen tekenen die nodig zijn. Ze moeten zelf opletten dat ze de inkt niet uitvegen.


Beschouwing

De les begint met een beeldvormer; een afbeelding die de kinderen moeten bekijken. Er worden vragen gesteld over de kleren, compositie en de patronen. Dan gaan we verder kijken over het onderwerp jungle en grote dieren in de jungle. Even een woordweb maken met de kinderen en dan kunnen ze hun fantasie loslaten. Ook bekijken we hoe we met de Indische inkt omgaan, hoe gebruik je het, hoe verbeter je het als er iets fout is gegaan? Een eis in de opdracht is dat er vlakjes met patronen in het dier worden getekend.


Werkwijze

Kinderen leren dat al Indische inkt op papier staat, je er niks meer aan kan doen als het fout is gegaan. Ze moeten dus zorgvuldig te werk gaan en goed nadenken hoe ze het gaan doen. Ze hebben daarvoor al wel met potlood de lijnen getekend. Er wordt gedemonstreerd hoe je dikke en dunne lijnen kunt maken.


Onderzoek

De kinderen onderzoeken welke verschillende patronen er zijn en hoe je die kan indelen in de vlakken zodat ze wel goed zichtbaar zijn.


Lesfasen
Organisatie:
Wat moet er van tevoren worden klaargezet?

Welke organisatievorm hanteer je m.b.t. de groepering van de kdn?

Wanneer laat je welk beschouwingmateriaal zien?

Hoe komen de kids aan hun materiaal en gereedschap?



Van te voren worden de materialen op de instructie tafel neergezet.

Dat zijn: papier, Indische inkt, penselen, potjes

Als de instructie klaar is, worden de kladpapieren uit gedeeld en kunnen de kinderen aan de slag. Ondertussen deel ik de rest uit.

Ieder een penseel en per groepje samen doen met de inkt.



Oriëntatie:

Hoe wordt de les ingeleid?

Wat zijn je vragen en antwoorden  bij het beschouwingmateriaal?

Hoe luiden de instructies waarmee je ze aan het werk zet en wat laat je daarbij zien?



We beginnen met kijken naar het schilderij van de olifant. We stellen vragen aan

de kinderen. Wat vindt je ervan? Doet het je ergens aan denken? Zo stellen we             

nog analyse, speculatieve en oordeelvragen. We kijken ook naar de kenmerken van

de olifant.

De lln maken een fantasie dier waarvan ze denken dat het in de jungle zou kunnen leven. Waarbij ze de oppervlakte van het dier invullen met vakjes, waarin zij verschillende patroontjes maken.



Uitvoering:

Welke reflectievragen stel je de kinderen tijdens de begeleiding?

Waarmee verwacht je dat ze hulp nodig hebben?

Welke minimumeisen hanteer je (zie doelen) tijdens de begeleiding?



Als de kinderen naar mij toekomen met vragen, dan stel ik ze sturende vragen zodat ze er over na kunnen denken en zelf tot een oplossing komen zoals: hoe de kinderen de vlakken kunnen verdelen en op welke grote.

Ik verwacht dat ze hulp nodig hebben bij de vlakverdeling. Sommige lln maken veel vlakken en sommige weinig.

Ze kunnen ook in hun groepje vragen stellen



Nabeschouwing:

Hoe organiseer je de overgang werk nabeschouwing?

Waar laat je (welk) werk en kinderen?

Welke vragen stel je of  welke kijkopdrachtjes geef je om met de kinderen te zien of de doelen zijn bereikt?



Ik vertel ze dat ze 5minuten hebben om op te ruimen.

Ik zet de timer aan op het bord.

De kinderen gaan met hun werkje klaar zitten en dan gaan we de werkjes van elkaar bekijken. Heb je min 4 verschillende patronen?

Wat is de reden dat jou werkje er zo uit ziet.



Accenten of opmerkingen:

Op welke manier besteed je aandacht aan de leeftijd en de verschillen tussen kinderen?

Wat verwacht je op het gebied van samenwerking en zelfstandigheid?



Samenwerking: Samen fantasie delen over het onderwerp en tips geven aan het over het werk.

Zelfstandig: Ieder hun eigen creativiteit, Ze maken het werkje voor henzelf en beoordelen zelf wanneer deze af is.

Het is fantasie dus de leeftijdsverschillen is geen probleem, ieder kind heeft een andere gedachten.

Als een kind er niet uit komt kunnen ze geholpen worden door groepsleden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten