Basisplan 2D les
Gegevens student;
Sectie Beeldend Onderwijs Aantal
leerlingen; 24
Groep; 6
Opdracht
De leerlingen maken een
fantasie dier waarvan e denken dat het in de jungle zou kunnen leven. Waarbij ze
de oppervlakte van het dier invullen met vakjes, waarin zij verschillende
patroontjes maken. Ze gebruiken hiervoor wit klas blad waarop ze de patroontjes
kunnen uitproberen. En een wit tekenblad waarop ze het fantasiedier gaat
tekenen. Voor het tekenen gebruiken ze Indische inkt.
Betekenis
Het onderwerp is grote dieren
in de jungle. Dat kunnen ook roofdieren zijn die in de jungle leven. De leerlingen
bedenken zelf een dier waarvan ze denken dat het in de jungle kan leven. We kijken
naar het schilderij wat voor kenmerken deze dieren hebben die ze kunnen
gebruiken.
Activiteiten
We beginnen met kijken naar
het schilderij van de olifant. We stellen vragen aan de kinderen. Wat loop je
ervan? Doet het je ergens aan denken? Zo stellen we ook nog analyse,
speculatieve en oordeelvragen. We kijken ook naar de kenmerken van de olifant. Hierna
leggen we de opdracht uit die de kinderen gaan uitvoeren. Vervolgens gaan de
kinderen hier zelf mee aan de slag. De juf loopt rondjes in de klas en helpt
kinderen die vragen hebben.
Vorm
Compositie, hoe is de indeling
van het oppervlak? De kinderen vullen het oppervlak van hun fantasiedier met
allemaal vlakjes met verschillende patronen. Ze moeten in ieder geval 4
verschillende patronen verwerken in het dier.
Materiaal
De kinderen gebruiken Indische
inkt en de hiervoor geschikte pennen. Ze kunnen hiermee de lijnen tekenen die
nodig zijn. Ze moeten zelf opletten dat ze de inkt niet uitvegen.
Beschouwing
De les begint met een
beeldvormer; een afbeelding die de kinderen moeten bekijken. Er worden vragen
gesteld over de kleren, compositie en de patronen. Dan gaan we verder kijken
over het onderwerp jungle en grote dieren in de jungle. Even een woordweb maken
met de kinderen en dan kunnen ze hun fantasie loslaten. Ook bekijken we hoe we
met de Indische inkt omgaan, hoe gebruik je het, hoe verbeter je het als er
iets fout is gegaan? Een eis in de opdracht is dat er vlakjes met patronen in
het dier worden getekend.
Werkwijze
Kinderen leren dat al Indische
inkt op papier staat, je er niks meer aan kan doen als het fout is gegaan. Ze moeten
dus zorgvuldig te werk gaan en goed nadenken hoe ze het gaan doen. Ze hebben
daarvoor al wel met potlood de lijnen getekend. Er wordt gedemonstreerd hoe je
dikke en dunne lijnen kunt maken.
Onderzoek
De kinderen onderzoeken welke
verschillende patronen er zijn en hoe je die kan indelen in de vlakken zodat ze
wel goed zichtbaar zijn.
Lesfasen
Organisatie:
Wat moet er van tevoren worden klaargezet?
Wat moet er van tevoren worden klaargezet?
Welke
organisatievorm hanteer je m.b.t. de groepering van de kdn?
Wanneer
laat je welk beschouwingmateriaal zien?
Hoe
komen de kids aan hun materiaal en gereedschap?
Van
te voren worden de materialen op de instructie tafel neergezet.
Dat
zijn: papier, Indische inkt, penselen, potjes
Als
de instructie klaar is, worden de kladpapieren uit gedeeld en kunnen de
kinderen aan de slag. Ondertussen deel ik de rest uit.
Ieder
een penseel en per groepje samen doen met de inkt.
Oriëntatie:
Hoe
wordt de les ingeleid?
Wat
zijn je vragen en antwoorden bij het beschouwingmateriaal?
Hoe
luiden de instructies waarmee je ze aan het werk zet en wat laat je daarbij
zien?
We beginnen met kijken naar het schilderij van de
olifant. We stellen vragen aan
de kinderen. Wat vindt je ervan? Doet het je ergens aan
denken? Zo stellen we
nog analyse, speculatieve en
oordeelvragen. We kijken ook naar de kenmerken van
de olifant.
De lln maken een fantasie dier
waarvan ze denken dat het in de jungle zou kunnen leven. Waarbij ze de
oppervlakte van het dier invullen met vakjes, waarin zij verschillende
patroontjes maken.
Uitvoering:
Welke
reflectievragen stel je de kinderen tijdens de begeleiding?
Waarmee
verwacht je dat ze hulp nodig hebben?
Welke
minimumeisen hanteer je (zie doelen) tijdens de begeleiding?
Als de kinderen naar mij
toekomen met vragen, dan stel ik ze sturende vragen zodat ze er over na kunnen
denken en zelf tot een oplossing komen zoals: hoe de kinderen de vlakken kunnen
verdelen en op welke grote.
Ik verwacht dat ze hulp nodig
hebben bij de vlakverdeling. Sommige lln maken veel vlakken en sommige weinig.
Ze kunnen ook in hun groepje
vragen stellen
Nabeschouwing:
Hoe
organiseer je de overgang werk nabeschouwing?
Waar
laat je (welk) werk en kinderen?
Welke
vragen stel je of welke kijkopdrachtjes
geef je om met de kinderen te zien of de doelen zijn bereikt?
Ik vertel ze dat ze 5minuten
hebben om op te ruimen.
Ik zet de timer aan op het
bord.
De kinderen gaan met hun
werkje klaar zitten en dan gaan we de werkjes van elkaar bekijken. Heb je min 4
verschillende patronen?
Wat is de reden dat jou werkje
er zo uit ziet.
Accenten of
opmerkingen:
Op
welke manier besteed je aandacht aan de leeftijd en de verschillen tussen
kinderen?
Wat
verwacht je op het gebied van samenwerking en zelfstandigheid?
Samenwerking: Samen fantasie
delen over het onderwerp en tips geven aan het over het werk.
Zelfstandig: Ieder hun eigen
creativiteit, Ze maken het werkje voor henzelf en beoordelen zelf wanneer deze
af is.
Het is fantasie dus de
leeftijdsverschillen is geen probleem, ieder kind heeft een andere gedachten.
Als een kind er niet uit komt
kunnen ze geholpen worden door groepsleden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten